Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor de taken op het gebied van jeugdzorg, langdurige ondersteuning en participatie. De centrale gedachte van het rijk is dat gemeenten beter in staat zijn om deze taken effectiever, efficiënter en daardoor goedkoper uit te voeren dan dat het rijk het kan. Om al deze gedecentraliseerde regelingen uit te voeren krijgen gemeenten van het rijk 16 miljard euro. Tegelijkertijd boekt het rijk op het sociaal domein een besparing van bijna 5 miljard in. Voor een deel zijn dat ‘gewone’ bezuinigingen (bijv. Wmo 40%, AWBZ 25%) en voor een deel bestaat de besparing uit zogenaamde ‘efficiency-korting’ (bijv. Jeugdzorg, Wajong), de veronderstelde voordelen die gemeenten zouden moeten behalen door de taken integraal uit te voeren.

Risico’s voor gemeenten
De genoemde transities brengen risico’s mee voor de gemeenten,zowel in termen van geld als in termen van (kwetsbare) mensen. Het financiële risico komt voort uit het feit dat taken overgedragen worden naar de overheid waar minder geld voor beschikbaar komt dan op dit moment. Dit kleinere budget moet de gemeente waarmaken door efficiënter te werken, maar ook door de taken op een andere manier (of niet meer) uit te voeren. Daaruit volgt dan direct het risico in termen van kwetsbare mensen. Deze mensen

krijgen nu een bepaalde vorm van ondersteuning die vanaf 2015 op een andere, “slankere” manier wordt ingevuld. Dit zal er vaak toe leiden dat mensen minder of zelfs geen ondersteuning vanuit de overheid meer krijgen, maar dit zelf moeten organiseren. Dit kan leiden tot ontevreden inwoners.

Zicht op de risico’s
Om de risico’s in beeld te krijgen zal de gemeente inzicht moeten hebben in de volgende zaken:

  • Aantal mensen per regeling (AWBZ, WMO, WWB, WSW, Wajong, JZ)
  • Dynamiek in diverse populaties (100 gebruikers het hele jaar door vraagt een andere aanpak dan een populatie die elke maand geheel of gedeeltelijk “ververst” door in- en uitstroom)
  • Kenmerken van de populaties (leeftijd, samenloop, zelfredzaamheid,…)
  • Geografische spreiding (wijk/dorp, buurt)
  • Hoeveelheid geld per regeling, nu en in de toekomst
  • Beschikbaar budget, nu en in de toekomst
  • Wat moet de gemeente bieden per regeling (van vaststaande rechten/plichten tot het gevenvan aandacht)

Hoe kan het CAB helpen
Zoals hiervoor aangegeven moet de gemeente inzicht krijgen op de hoeveelheid geld die gemoeid is de diverse regelingen (zowel qua budget als qua uitgaven) als op de mensen die geraakt worden. Het CAB kan de helpende hand bieden bij deze inventarisatie. Door onze ervaring met onderzoek in het sociaal domein kunnen wij snel een beeld schetsen van:

  • Het aantal gebruikers van de diverse regelingen, bv. door gebruik van cijfers van het CBS en van de gemeente zelf
  • Kenmerken van de populaties als leeftijd, samenloop met andere regelingen, indicatie zelfredzaamheid, …
  • De dynamiek van de populaties, bv. op basis van gegevens uit gemeentelijke administraties
  • Mogelijke geografische concentraties van de doelgroepen
  • De hoeveelheid geld die omgaat, bv. door elke regeling op geld te waarderen en dat te vermenigvuldigen met het aantal gebruikers. Dit wordt geconfronteerd met het beschikbare budget, dat bekend is uit de zgn. meicirculaires
  • De rechten en plichten voor de gemeente per regeling